Varianten

   

Als u bij het declareren van een constante, variabele of argument geen gegevenstype opgeeft, wordt automatisch het gegevenstype Variant toegekend. Variabelen die als Variant worden gedeclareerd, kunnen tekenreeksen, datums, tijden, Boole- en numerieke waarden bevatten en kunnen de waarden die ze bevatten automatisch converteren. Numerieke Variant-waarden hebben 16 bytes aan geheugen nodig (dit is alleen van belang in grote procedures of in complexe modules) en zijn minder snel toegankelijk dan variabelen van een ander type. Het gegevenstype Variant wordt zelden voor constanten gebruikt. Tekenreeks Variant-waarden hebben 22 bytes aan geheugen nodig.

De volgende instructies maken variabelen Variant aan:

Dim MyVar
Dim yourVar As Variant
theVar = "Dit is wat tekst."

De laatste instructie declareert de variabele theVar niet expliciet, maar op een meer impliciete, automatische manier. Variabelen die impliciet worden gedeclareerd, worden als Variant gedeclareerd.

Tip Als u een gegevenstype voor een variabele of argument opgeeft en vervolgens het verkeerde gegevenstype gebruikt, treedt een fout op. Om fouten in gegevenstypen te vermijden, moet u of alleen impliciete variabelen gebruiken (van het gegevenstype Variant) of alle variabelen expliciet declareren en een gegevenstype opgeven. De laatste methode heeft de voorkeur.